Woordenlijst
Ests – Werkwoorden oefenen

wassen
De moeder wast haar kind.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

sturen
Hij stuurt een brief.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

leiden
Hij leidt graag een team.

vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
