Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

voeden
De kinderen voeden het paard.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

worden
Ze zijn een goed team geworden.
