Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

verhuren
Hij verhuurt zijn huis.

werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

genieten
Ze geniet van het leven.

ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

studeren
De meisjes studeren graag samen.

ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
