Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

afwassen
Ik hou niet van afwassen.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.

sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

bellen
Het meisje belt haar vriendin.

wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
