Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.

doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.

redden
De dokters konden zijn leven redden.

straffen
Ze strafte haar dochter.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

oefenen
De vrouw beoefent yoga.
