Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

raden
Je moet raden wie ik ben!

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

overnachten
We overnachten in de auto.

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
