Woordenlijst
Fins – Werkwoorden oefenen

verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

denken
Wie denk je dat sterker is?

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

rennen
De atleet rent.

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.

rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.
