Woordenlijst
Frans – Werkwoorden oefenen

slaan
Ze slaat de bal over het net.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

springen
Hij sprong in het water.

kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

versturen
Ze wil de brief nu versturen.

onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

uitspringen
De vis springt uit het water.

aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
