Woordenlijst
Frans – Werkwoorden oefenen

overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

bidden
Hij bidt in stilte.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

samenwerken
We werken samen als een team.

terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.

sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.

trainen
De hond wordt door haar getraind.
