Woordenlijst
Frans – Werkwoorden oefenen

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

bidden
Hij bidt in stilte.

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

genieten
Ze geniet van het leven.
