Woordenlijst
Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

rennen
De atleet rent.
