Woordenlijst
Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

moeten
Hij moet hier uitstappen.

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.
