Woordenlijst
Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

bedekken
Ze bedekt haar haar.

uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.

ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.

brengen
De bezorger brengt het eten.
