Woordenlijst
Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

lukken
Deze keer is het niet gelukt.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

drinken
Ze drinkt thee.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.

wachten
Ze wacht op de bus.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
