Woordenlijst

Hebreeuws – Werkwoorden oefenen

cms/verbs-webp/122789548.webp
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/14606062.webp
recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.
cms/verbs-webp/100585293.webp
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/34725682.webp
voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/124575915.webp
verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.
cms/verbs-webp/122290319.webp
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.