Woordenlijst
Hindi – Werkwoorden oefenen

vertrekken
De trein vertrekt.

versturen
Ze wil de brief nu versturen.

stoppen
De vrouw stopt een auto.

verbranden
Je moet geen geld verbranden.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
