Woordenlijst
Hindi – Werkwoorden oefenen

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

durven
Ik durf niet in het water te springen.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

bellen
Het meisje belt haar vriendin.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.
