Woordenlijst
Kroatisch – Werkwoorden oefenen

omgaan
Men moet met problemen omgaan.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

recht hebben op
Ouderen hebben recht op een pensioen.

slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.

volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

kijken
Ze kijkt door een gat.
