Woordenlijst
Kroatisch – Werkwoorden oefenen

voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

zingen
De kinderen zingen een lied.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

vertrekken
De trein vertrekt.

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

vormen
We vormen samen een goed team.

gebruiken
Ze gebruikt dagelijks cosmetische producten.
