Woordenlijst
Indonesisch – Werkwoorden oefenen

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
