Woordenlijst
Indonesisch – Werkwoorden oefenen

naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

betalen
Ze betaalde met een creditcard.

bevelen
Hij beveelt zijn hond.

uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

draaien
Je mag naar links draaien.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

raden
Je moet raden wie ik ben!
