Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

voeden
De kinderen voeden het paard.

kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
