Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.

terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

openen
Kun je dit blikje voor me openen?

reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

trekken
Hij trekt de slee.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
