Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.

voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

beginnen
De soldaten beginnen.

uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

zien
Je kunt beter zien met een bril.

thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.

doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
