Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

repareren
Hij wilde de kabel repareren.

bereiden
Ze bereidt een taart.
