Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!

mengen
De schilder mengt de kleuren.

uitspringen
De vis springt uit het water.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.

ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
