Woordenlijst
Italiaans – Werkwoorden oefenen

roepen
De jongen roept zo luid als hij kan.

schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.

inrichten
Mijn dochter wil haar appartement inrichten.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

geloven
Veel mensen geloven in God.

opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

sturen
Hij stuurt een brief.

reizen
We reizen graag door Europa.

slaan
Ze slaat de bal over het net.

investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
