Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

oefenen
De vrouw beoefent yoga.

omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

instellen
Je moet de klok instellen.

aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
