Woordenlijst
Japans – Werkwoorden oefenen

activeren
De rook activeerde het alarm.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

straffen
Ze strafte haar dochter.

zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.

verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

willen
Hij wil te veel!

moeten
Hij moet hier uitstappen.

winnen
Hij probeert te winnen met schaken.

trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
