Woordenlijst
Kannada – Werkwoorden oefenen

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

huilen
Het kind huilt in het bad.

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.

opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

eisen
Hij eist compensatie.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
