Woordenlijst
Kannada – Werkwoorden oefenen

toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

slapen
De baby slaapt.

oprapen
We moeten alle appels oprapen.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
