Woordenlijst
Kannada – Werkwoorden oefenen

vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

openen
Het kind opent zijn cadeau.

houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

houden
Je mag het geld houden.

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.

draaien
Ze draait het vlees.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
