Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

proeven
De chef-kok proeft de soep.

voeden
De kinderen voeden het paard.

plukken
Ze plukte een appel.

stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.

mengen
Ze mengt een vruchtensap.

verantwoordelijk zijn voor
De arts is verantwoordelijk voor de therapie.

verspillen
Energie mag niet verspild worden.

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

ter sprake brengen
Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

vertellen
Ze vertelde me een geheim.

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
