Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

spellen
De kinderen leren spellen.

springen
Hij sprong in het water.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
