Woordenlijst
Koreaans โ Werkwoorden oefenen

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

uitsluiten
De groep sluit hem uit.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de autoโs weg.

voeden
De kinderen voeden het paard.

wakker worden
Hij is net wakker geworden.

willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
