Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
