Woordenlijst
Koreaans – Werkwoorden oefenen

spelen
Het kind speelt liever alleen.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

luisteren
Hij luistert naar haar.

bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

betalen
Ze betaalt online met een creditcard.

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.

denken
Ze moet altijd aan hem denken.

zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
