Woordenlijst
Litouws – Werkwoorden oefenen

luisteren
Hij luistert naar haar.

verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.

geven
De vader wil zijn zoon wat extra geld geven.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

durven
Ik durf niet in het water te springen.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.

meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

straffen
Ze strafte haar dochter.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
