Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen

mengen
De schilder mengt de kleuren.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.

accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

kussen
Hij kust de baby.

denken
Wie denk je dat sterker is?

uitspringen
De vis springt uit het water.

openen
Kun je dit blikje voor me openen?

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
