Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

oefenen
De vrouw beoefent yoga.

achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

kopen
Ze willen een huis kopen.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

genieten
Ze geniet van het leven.

draaien
Ze draait het vlees.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.

veranderen
Het licht veranderde in groen.

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
