Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen

dansen
Ze dansen verliefd een tango.

weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

openen
Het kind opent zijn cadeau.

toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.

branden
Er brandt een vuur in de open haard.

sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
