Woordenlijst
Lets – Werkwoorden oefenen

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!

gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
