Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

straffen
Ze strafte haar dochter.

bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

annuleren
Het contract is geannuleerd.

doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
