Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.

leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

controleren
De tandarts controleert de tanden.

sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.

voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

kletsen
Ze kletsen met elkaar.

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

op handen zijn
Een ramp is op handen.

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
