Woordenlijst
Macedonisch – Werkwoorden oefenen

overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.

wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

bedekken
De waterlelies bedekken het water.

verbeteren
Ze wil haar figuur verbeteren.

ontvangen
Ze ontving een heel mooi cadeau.

haten
De twee jongens haten elkaar.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!

leiden
De meest ervaren wandelaar leidt altijd.

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.

voeden
De kinderen voeden het paard.
