Woordenlijst
Marathi – Werkwoorden oefenen

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
