Woordenlijst
Marathi – Werkwoorden oefenen

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.

genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!

sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

beginnen
School begint net voor de kinderen.

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

moeten
Men zou veel water moeten drinken.
