Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

beperken
Moet handel worden beperkt?

uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

voelen
Ze voelt de baby in haar buik.

voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
