Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

slaan
Ze slaat de bal over het net.

kopen
Ze willen een huis kopen.

naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.

failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.

wassen
De moeder wast haar kind.

wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
