Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

willen
Hij wil te veel!

gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
