Woordenlijst
Noors – Werkwoorden oefenen

mengen
Ze mengt een vruchtensap.

durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

vermijden
Ze vermijdt haar collega.

melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.

terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
